Zwart wekkertje ( Omocestus rufipes )
Mannetjes bereiken een lengte van 11 tot 15 millimeter, de vrouwtjes zijn 11 tot 20 mm lang.
De naam dankt de sprinkhaan aan de overwegend donkerbruine tot zwarte kleur, met op het midden een groene kleur, en bij de mannetjes altijd een oranje tot felrode achterlijfspunt.
Vooral mannetjes hebben een zwarte kleur, de onderzijde is lichtgeel en de monddelen zijn wit.
Het vrouwtje mist de oranje achterlijfspunt van de mannetjes en is vaak donkerbruin tot zwart met een groene rugzijde, echter ook groene, bruine of zelfs rode exemplaren komen voor en het halsschild is duidelijk wit omrand.
De randen van het halsschild zijn sterk gebogen.
Het zwart wekkertje heeft een voorkeur voor open, vaak stenige kalkrijke gronden, en is te vinden in graslanden, (spoor)wegbermen, heidevelden, duinen en open plekken in bossen.
Het voedsel bestaat uitsluitend uit planten, vooral grassen.
In België is de sprinkhaan vooral in het oosten plaatselijk algemeen.
Als het zwart wekkertje opspringt bij verstoring worden de vleugels uitgeslagen en zweeft de sprinkhaan een eindje weg.
De sprinkhaan heeft in vlucht vanwege de vliesachtige vleugels meer weg van een vlinder dan van een sprinkhaan.