Geelvoetfranjehoed ( Psathyrella cotonea )
Gebolde tot uitgespreide, grijzige hoed (Ø 2-8 cm), met aanliggende, later donkerbruine, vezelige schubben.
Lamellen grijzig tot bruin, met blekere snede, smal aangehecht. Sporen paarszwart.
Steel gekleurd als de hoed, maar bij de basis vaak oranje-gelig, bovenaan glad, onderaan met bruinige vezelige schubben.
Vlees grijswit, stevig, zonder opvallende geur.
Groeit in bundels op (begraven) hout van loof- of naaldbomen op zandgronden.