Ree ( Capreolus capreolus )

 

De ree is een middelgroot hoefdier met een rood- grijsbruine vacht en een witte vlek op de borst.

Het heeft opvallend grote oren, grote ogen, een zwarte neus en een witte kin.

Mannelijke reeën dragen een eenvoudig gewei.

De jongen hebben witte vlekken op een rij op hun rug en flanken.

De zomervacht is zandgeel tot roodbruin; wintervacht: grijsbruin tot zwart.

 

De ree eet voornamelijk plantaardig voedsel.

Hij eet vooral bladeren, twijgen en scheuten van struiken en bomen.

Ook vruchten (bramen, bessen), kruiden, grassen en landbouwgewassen (bieten, granen en krop gewassen) eet hij graag.

Reeën vullen hun voedsel seizoensgebonden aan: in de lente jonge blaadjes; in de herfst eikels, paddenstoelen en noten en in de winter twijgen en knoppen.

Ze eten enkel de meest voedzame delen van de plant.

De ree is een herkauwer, dit wil zeggen dat hij nogmaals op het eten kauwt nadat het in de maag is geweest.

Hiervoor rust hij regelmatig op beschutte plekken.

 

Reeën leven in bosachtige gebieden met open plekken en aangrenzende velden.

In de schemering en ochtenduren wagen zij zich op open terrein om voedsel te zoeken en te grazen.

Om te rusten en te herkauwen trekken ze zich terug in de beschutting.

 

In Vlaanderen komen reeën ook meer voor in open landbouwgebieden door hun groeiend aantal.

Deze reeën gebruiken dan houtwallen, rietkragen en greppels als beschutting.

 

De paringstijd (bronsttijd) valt bij reeën tussen half juli en half augustus.

Bronstige vrouwtjes (geiten) scheiden geurstoffen (feromonen) uit en maken een piepend, klagend geluid (‘fiepen’).

Mannetjes worden hierdoor aangetrokken.

Er volgt een wilde achtervolging tot het vrouwtje paringsbereid is.

De jongen (kitsen) worden eind mei- begin juni geworpen.

Meestal 1 à 3 jongen per geit.

Ze hebben een bruine vacht met rijen witte vlekken over de rug en flanken.

Na zes weken vervagen de vlekken en in oktober verdwijnen ze.

De jongen blijven bij de moeder tot de volgende worp.

Daarna worden ze weggejaagd en moeten ze een eigen territorium zoeken.

Dit territorium kan soms overlappen met dat van de moeder.