Haas ( Lepus europaeus )

 

De haas behoort tot de orde van de haasachtigen.

Ze onderscheiden zich van konijnen door hun rood- en grijsbruine vacht met witte ondervacht.

Hun lange oren met zwarte punten zijn een opvallend kenmerk.

De haas heeft een lengte van 60 tot 70 cm en een schofthoogte van 25 tot 30 cm.

Het lichaamsgewicht van de volwassen dieren ligt gemiddeld tussen 2 en 6 kg.

 

Aangezien de oorspronkelijke biotoop van de haas steppen en graslanden zijn, is hij aangepast aan het eten van grassen en kruiden.

’s Winters eet hij ook wel schors van takken en bomen, knoppen, brem en zaden.

Ook paddenstoelen, eikels, nootjes en bessen worden gesmaakt.

In intensieve landbouwstreken voeden de hazen zich vooral met gecultiveerde gewassen (oa. wintergraan in herfst en winter).

Het voedsel dat de haas tot zich neemt is voldoende waterrijk om te voldoen aan de vochtbehoefte.

Slechts zelden zal een dier in een poel gaan drinken om zijn dorst te lessen.

Net zoals konijnen produceren hazen ook zogenoemde maagpillen.

Dit zijn spinazieachtige zachte keuteltjes, die ze meteen terug opeten.

Dit verschijnsel wordt caecotrofie genoemd.

Door het nog niet volledig verteerde voedsel in de keuteltjes terug op te eten, worden vitaminen gerecupereerd.

 

Het oorspronkelijk habitat van de haas bestaat uit open steppegraslanden van Eurazië.

Hazen kunnen zich echter goed aanpassen aan bosachtige of agrarische landschappen.

In de loop van de tijd heeft de haas geprofiteerd van het open maken van het landschap door de mens en van de cultuuruitbreiding.

In West-Europa is de hazenbiotoop een open tot halfopen gemengd landschap.

De haas geeft de voorkeur aan een eerder kleinschalig cultuurgebied, bestaande uit graanvelden, bietenvelden en braakliggende terreinen.

 

Jongen worden meestal geboren tussen februari en september, met een piek in de maanden april en mei.

De jonge hazen zijn nestvlieders.

Ze worden, in tegenstelling tot konijnenjongen, bovengronds geboren met een volledige vacht en open ogen.

Vlak na de geboorte zijn zij onmiddellijk mobiel.

De jonge hazen worden gedurende ongeveer 30 dagen gezoogd.

Tussen de verschillende zoogperiodes blijven de jongen verspreid achter.

Ze groeien snel en worden snel onafhankelijk van hun ouders.

 

Als de haas een vijand ontdekt drukt hij zich plat tegen de grond, vertrouwend op zijn schutkleur.

Pas als de vijand te dichtbij komt, zal hij plotseling hard wegvluchten.

De haas vlucht zigzaggend, met “slagen” of “haken”, hoeken van 90°, in zijn loop.

Hij kan tijdens de vlucht sprongen maken van 3,7 meter lang of 1,5 meter hoog en snelheden tot 75 kilometer per uur halen.

De haas is een van de snelste kleinere zoogdieren.