Sperwer ( Accipiter nisus )
Het mannetje heeft een blauwgrijs verenkleed met overdwarse roestkleurige strepen op de onderzijde van het lichaam.
Het wijfje, ongeveer zo groot als een duif is groter en ook bruiner dan het mannetje.
Ze heeft donkerbruine strepen op de borst en een lichtere oogstreep .
In de vlucht zien we duidelijk de brede en afgeronde vleugels en een lange staart.
De Sperwer jaagt in een snelle scheervlucht met onverwachte veranderingen van richting rakelings langs de boomtoppen of kriskras door allerlei natuurlijke hindernissen.
De sperwer bidt nooit zoals de Torenvalk.
Het is een broedvogel van landschappen met bosjes en komt vaak voor langs bosranden of in kleine bospercelen.
Zijn voedsel bestaat uit kleine zangvogels maar ook uit Spreeuwen, lijsters, Gaaien , Duiven en Spechten.
Het wijfje vangt meestal grotere prooien dan het mannetje.
Zij jaagt tijdens de vlucht en op open terrein terwijl het mannetje zijn prooi liever overrompelt in niet te dichte bossen, parken en tuinen.
Het nest wordt geheel door het vrouwtje gebouwd en bevindt zich meestal op een hoogte tussen de 4 en 12 meter.
Bouwen doet ze hoofdzakelijk in naaldbomen.
Broeden doen ze van eind april tot in juni en het legsel bestaat meestal uit 4 a 5 eieren.
De broedtijd duurt ongeveer 36 dagen en ze hebben maar 1 legsel per jaar.
De jongen verlaten na 1 maand het nest.
Standvogel
Zomergast
Wintergast