Scholekster ( Haematopus ostralegus )
De Scholekster heeft een zwart-wit verenkleed, een oranje snavel en oranje poten.
Rondom de ogen heeft hij een oranje ring.
De lichaamslengte bedraagt 40 tot 45 cm en het gewicht 400 tot 800 gram.
De oranjerode snavel van deze vogel is aangepast aan het openen van schelpdieren zoals mossels en kokkels.
Er zijn 2 methodes om de schelpen te openen waaronder het openhameren van de schelp.
Bij de andere manier steekt de vogel de meer hoge dan brede snavel tussen de schelphelften en draait de snavel dan een kwartslag.
Hierdoor scheuren de mantel en sluitspieren van het schelpdier.
De ouders leren de jongen slechts 1 van de 2 manieren aan.
Scholeksters foerageren ook op wormen en de vogel dat de hamermethode gebruikte voor de schelpdieren zal minder succes hebben met het vinden van regenwormen.
Het nest bestaat uit uit een eenvoudig kuiltje, vaak bij een stuk vegetatie.
De drie tot vier eieren die door beide ouders worden bebroed, komen na 24 a 27 dagen uit.
Het voedsel zoeken leren ze de komende 5 weken van hun ouders terwijl hun snavel verder uitgroeit.
Scholeksters broeden pas vanaf hun 4 de ( vrouwtje ) of 5 de ( mannetje ) levensjaar en kunnen 20 jaar worden.
De meeste vogels trekken in de winter naar het zuiden.
Standvogel
Zomergast
Wintergast
Passant