Lepelaar ( Platalea leucorodia )

 

De Lepelaar is een grote witte vogel met unieke lange, lepelvormige snavel.

Ze hebben in prachtkleed een oranjegele borstvlek en een lange, dikke, afhangende kuif.

Onvolwassen vogels hebben zwarte vleugeltoppen en vleeskleurige snavel met een oranjegeel uiteinde en de borstvlek ontbreekt.

Van afstand hebben de eveneens witte zilverreigers een meer verticale houding.

Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals.

Zilverreigers trekken hun hals in.

 

De Lepelaar nestelt in bomen, struiken en rietvelden.

Het nest bestaat uit riet en twijgen en bevat gewoonlijk vier eieren die met tussenpozen van meerdere dagen worden gelegd.

Beide partners broeden en na 3 weken komen de kuikens te voorschijn met korte bijna normale snavels.

Ze verlaten na 4 weken het nest maar kunnen pas vliegen op een leeftijd van 7 weken.

 

Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit zoetwaterprooien (onder meer stekelbaars en amfibieën, grotere aquatische insecten zoals libellenlarven en andere ongewervelden).

Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, oeverzones en moerassen. 

Via de Franse en Spaanse moerassen trekken lepelaars in september/oktober naar de winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden van de Sahara.

Stapsgewijs trekken de lepelaars naar het zuiden, van moeras naar moeras en leggen per keer steeds ‘slechts’ een paar honderd kilometer af.

De meeste lepelaars uit België overwinteren in de Banc d'Arguin samen met 2,5 miljoen steltlopers.

Vanaf februari/maart keren ze terug in België.

 

Standvogel

Zomergast

Wintergast