Moerasprinkhaan ( Stethophyma grossum )
De moerassprinkhaan is de grootste veldsprinkhaan die in België voorkomt.
Op hun achterpoten dragen ze de Belgische driekleur: rode achterdij, gele achterscheen met zwarte doorns.
De mannetjes maken een “knappend” geluid dat lijkt op het geluid van een schrikdraad en dat je makkelijk kan nabootsen door met je vingers te knippen.
De kenmerkende soort van natte graslanden en ruigtes kende in de 20ste eeuw een sterke achteruitgang in Vlaanderen (o.a. door het draineren van natte gebieden) maar kent recent een voorzichtig herstel in natuurgebieden.
De moerassprinkhaan is de bontst gekleurde soort die in België in het wild voorkomt.
De kleur is groengeel tot geel met duidelijk helderrode achterheupen en een gele achterdij.
Op de achterdijen zijn rijen stekeltjes aanwezig die zwart van kleur zijn en daardoor duidelijk afsteken.
De lichtgeel gekleurde randen van het halsschild zijn duidelijk naar elkaar toe gebogen.
Zowel mannetjes als vrouwtjes zijn langgevleugeld waarbij de vleugelpunt voorbij de achterlijfspunt reikt.
Soms komen rode vlekken voor op kop, lichaam en poten waarbij ook de antennes roodachtig kunnen zijn.
De moerassprinkhaan is als volwassen insect te zien van juni tot september en is vooral actief tussen negen uur in de ochtend en zeven uur in de avond.