Bruinrode heidelibel ( Sympetrum striolatum )
Deze libelle is een nazomersoort maar met een lange vliegtijd: eind mei tot eind november, met een piek van eind juli tot eind september. Er zijn sporadische waarnemingen bekend van bruinrode heidelibellen in het (zeer) vroege voorjaar, wat erop wijst dat de soort bij hoge uitzondering als imago kan overwinteren.
Bruinrode heidelibellen vertonen ongeveer hetzelfde gedrag als de meeste andere heidelibellen.
Jonge dieren zijn in de wijde omtrek van het voortplantingswater aan te treffen, zittend en jagend in ruige vegetatie.
Geslachtsrijpe mannetjes vliegen bij het water en gaan regelmatig zitten op uitstekende stengels in de oevervegetatie.
Ze speuren naar vrouwtjes voor de paring.
Mannetjes die dichtbij komen worden meestal verjaagd.
De eitjes worden vliegend in tandempositie afgezet, in het water.
De bruinrode heidelibel heeft een eenjarige levenscyclus en overwintert als ei.
De eieren komen in het voorjaar uit, waarna de larven zich snel ontwikkelen.
Uitsluipen vindt plaats vanaf eind mei tot eind september, met een piek van eind juli tot begin september.
Bij hoge uitzondering kunnen bruinrode heidelibellen als imago overwinteren en in het vroege voorjaar weer actief worden.
De bruinrode heidelibel is een pioniersoort die zijn optimum vindt in ondiepe poelen die ’s zomers geheel of gedeeltelijk uitdrogen en weinig vegetatie hebben.
De soort komt echter ook voor in allerlei andere stilstaande en zwak stromende wateren.
De poten zijnzwart met gele strepen.
Dijen van de voorste poten meestal driekleurig: zwart-geel-zwart.
Het zwarte streepje op het voorhoofd (tussen de ogen) stopt bij de oogranden en loopt niet of nauwelijks langs de oogranden naar beneden (de zogenaamde ‘hangsnor’ ontbreekt).
Vaak is langs de oogranden wel een donker veegje aanwezig.
Mannetje: achterlijf lang en slank, zonder knotsvormige verbreding aan het uiteinde.
Uitgekleurde mannetjes krijgen een rood achterlijf, dat meestal minder diep rood is dan bij bloedrode en steenrode heidelibel.
In zijaanzicht zijn meestal wat zwarte vlekjes op het achterlijf aanwezig.
De zijkant van het borststuk verkleurt van geel naar grijsbruin, maar twee vlakjes blijven opvallend geel.
Jonge mannetjes lijken qua kleur op vrouwtjes.
Vrouwtje: achterlijf geel, later verkleurend tot bruin of roodbruin.
Aan de zijkant van het achterlijf staan zwarte streepjes, die geen doorlopende streep vormen.
Legschede in zijaanzicht niet haaks maar schuin van het achterlijf afstaand: niet opvallend, maar wel zichtbaar.