Vingerhoedskruid ( Digitalis purpurea )
Vingerhoedskruid is een tot 1,8 meter hoge plant met paarse, soms witte bloemen.
De bloemen lijken op vingerhoedjes, vandaar de naam.
Ze worden druk bezocht door hommels.
Een forse plant kan bijna 100 bloemen dragen, en is dus een flinke meerwaarde voor een open plek in het bos, een bosrand of tuinborder.
De plant kan een of tweejarig zijn, in het laatste geval wordt de plant heel wat groter.
Vingerhoedskruid zaait zichzelf redelijk makkelijk uit, zeker op kale plekjes op wat lossere bodem.
Meestal vormen ze het eerste jaar een rozet, om in het tweede jaar te bloeien.
De plant is giftig (er worden hartmedicijnen van gemaakt), maar aangezien hij geen besjes vormt en niet uitnodigt tot knabbelen, gebeuren er geen ongelukken mee.
Groeit van nature bij voorkeur op open plekken in het bos, op kapvlakten of langs bosranden.
Het staat op eerder zure en tamelijk stikstofrijke maar kalkarme, vrij lichte, zandige tot lemige of ook wel stenige bodems in eiken-beukenbossen en eiken-berkenbossen.
De soort wordt al minstens sedert het begin van de veertiende eeuw als medicinale plant en sierplant gekweekt.
Ze ontsnapt gemakkelijk of wordt met tuinafval op nieuwe standplaatsen aangevoerd.
In gebieden met lichte bodems gedijt ze op wat aangerijkte en verstoorde plekken, bijvoorbeeld in met bomen begroeide zandige wegbermen en in verruigde heidevegetaties