Tuinlobelia ( Lobelia erinus )
Eénjarige perkplant.
Compacte soorten zijn zeer geschikt voor rotstuinen en gemengde potten.
Hangsoorten zijn vooral geschikt voor hangpotten en bloembakken.
Tuinlobelia Lobelia erinus heeft een uitgespreid-vertakte, bebladerde stengel.
De onderste bladen zijn langwerpig-omgekeerd eirond, vanonder steelachtig-versmald, stompgetand, de bovenste zijn lancetvormig tot lijnvormig, bijna gaafrandig.
De bloemen staan in zeer losse trossen, die bladachtige schutbladen hebben.
De kelkbuis is omgekeerd kegelvormig, korter dan de lijnvormige slippen.
De bloemkroon is hemelsblauw, langer dan de kelkslippen.
In cultuur komen relatief vaak witbloeiende exemplaren voor, maar ook meer roze en violette kleuren.
Bloeit van mei tot laat in de herfst .
Ze worden 5 tot 30 cm hoog.
In bloei is de tuinlobelia moeilijk te verwarren met andere soorten.
Vegetatief is ze mogelijk met kleine soorten uit het geslacht Klokje Campanula te verwarren, maar ook het onderste blad van Tuinlobelia heeft heeft nooit een hartvormige voet.
Dat is bij vrijwel alle (gelijkende) klokjes wel zo.
Tuinlobelia hoort thuis in een groot deel van Afrika (behalve het noordelijk deel) en wordt in met name Europa in tuinen gekweekt.
In dicht bebouwde omgeving in Nederland en België is Tuinlobelia een vrij gewone ontsnapte plant.
Tuinlobelia groeit er vaak tussen tegels en stenen.