Amerikaanse eik ( Quercus rubra )
De kroon is breed en koepelvormig. De boom heeft een korte, rechte stam de takken vormen kransen.
De glimmend roodbruine twijgen zijn kaal en wrattig en zijn op latere leeftijd dof glimmend en grijsachtig.
De spitse knoppen zijn donkerrood tot bruinachtig.
De schors is glad en zilverkleurig grijs. Bij beschadiging van de bast kan gemakkelijk rot optreden.
De stam wordt onder normale omstandigheden 60-90 cm dik, al zijn er uitzonderingen van 1,5 m bekend.
De bladeren zijn langwerpig en kunnen soms wel 20 cm lang worden.
Ze hebben een wigvormige bladvoet en vier tot vijf spitse, getande lobben.
De uiteinden lijken kleine kammetjes. De bladstelen zijn geel en 2-5 cm lang.
De bladkleur wordt van bleekgeel tot donkergroen aan de bovenzijde en bleekgrijs aan de onderzijde.
In de herfst zijn de bladeren dofrood of roodbruin.
De Amerikaanse eik heeft donkere, roodbruine eikels met een scherpe punt en een afgeplatte voet; ze zitten in ondiepe napjes.
De napjes zijn voorzien van schubben die aan de randen naar binnen gekromd zijn.
De steeltjes zijn circa 1 cm lang. De eikels zijn pas in het tweede jaar na de bloei rijp en kiemen daarna na de winter als ze een koude periode achter de rug hebben.
De Amerikaanse eik groeit zowel op rijke als arme en droge zandgronden, maar groeit niet of slecht op kleigronden en op gronden met een hoge ph.