Fitis  ( Phylloscopus trochil )

 

Een onopvallend vogeltje met bruine tot grijsgroene bovendelen en een lichte borst en buik en witachtige wenkbrauwstreep.

Lijkt erg veel op de tjiftjaf.

De fitis heeft lichtbruine pootjes en de tjiftjaf zwarte.

Komt begin april terug uit midden Afrika en overal is dan zijn liedje te horen.

Dit lijkt op een waterval, hij begint hoog en eindigt laag.

Het is een echte zomervogel die je op het hoogtepunt van zijn zang werkelijk in ieder bosje kan horen.

 

In september begint de onrust. Kortere daglengte, hormonen en instinct drijft de vogels zuidwaarts.

Er wordt vooral 's nachts gevlogen, ongeveer 300 kilometer per nacht, 10 uur non stop vliegen, 30 kilometer per uur.

Zo gaan ze verder, eerst de Middellandse zee over, proberen de vogelvangers en schieters in zuid Europa te ontwijken, dan zand en nog eens zand.

Alleen de allersterkste overleven.

Na twee tot drie maanden reizen komen ze in zuidelijk Afrika aan en na het winterverblijf herhaalt het hele voorbereidingsritueel zich.

Weer die lange reis vol ontberingen, om weer neer te strijken in hetzelfde bosje waar hij of zij geboren is of jongen heeft grootgebracht.

De heen en terugreis is ongeveer 15000 kilometer.

Biotoop bestaat uit open bossen, moerassen, parken en tuinen met loofbomen. Houden van begroeiing met berken.

 

Hun voedsel bestaat uit Insecten en hun larven die ze van de bladeren oppikken.

De fitis broed meestal op de grond.

Hij maakt daar een koepelvormig nestje van gras of liever gezegd zij want het vrouwtje maakt het nestje en broed ook alleen de 6 a 7 eieren uit.

Bij de fitissen komt regelmatig veelwijverij voor, omdat ze vroeg vertrekken en maar één a twee legsels produceren willen ze op die manier hun nageslacht veilig stellen.

Vooral de ervaren mannetjes kunnen er soms wel drie vrouwtjes op na houden.

Ieder jaar komen er meer dan een miljoen fitissen bij, want het is onze meest algemene loofzanger.

 

Zomergast

Wintergast

Passant