Reuzenmiereneter ( Myrmecophaga tridactyla )

 

De reuzenmiereneter is de grootste in zijn soort.

Miereneters komen voor op de graslanden en in de loofbossen en regenwouden van Zuid- en Midden-Amerika.

Hier leven ze vooral op plaatsen waar veel mieren en termieten te vinden zijn.

Miereneters zwerven vaak rond en blijven nooit lang op één plek.

Opvallend is zijn lange snuit, die gestroomlijnd overgaat in de rest van zijn lichaam.

De reuk van de miereneter is dan ook erg goed ontwikkeld, in tegenstelling tot zijn zicht en gehoor.

Met hun voorpoten lopen miereneters op hun polsen.

Dit doen ze om hun scherpe klauwen te beschermen.

Bijzonder aan deze dieren is dat ze een lichaamstemperatuur hebben van slechts 32,7 graden.

Dit is het laagst van alle, op het land levende zoogdieren.

Hierdoor, en door hun langzame stofwisseling, zijn het tamelijk trage dieren. 

 

Het verdwijnen van het leefgebied is de grootste bedreiging voor de miereneter.

 Miereneters zijn namelijk solitair, en als ze elkaar buiten het paarseizoen tegenkomen, kan dit uitdraaien op een gevecht.

 Als hij een mierennest gevonden heeft, gebruikt een miereneter eerst zijn grote klauwen om het nest open te breken en vervolgens zijn tong als een soort plakkerige hengel om mieren te pakken.

Dat doet hij heel efficiënt: zijn tong beweegt heel snel naar buiten en weer naar binnen, zo’n 2 1/2 keer per seconde.

Na ongeveer een minuut gaat de miereneter op zoek naar een volgend nest- dus er blijven altijd mieren over die, na wat herstelwerkzaamheden, hun kolonie kunnen voortzetten.

Alles bij elkaar bezoekt een miereneter per dag ongeveer 200 nesten en eet daarbij zo’n 35.000 mieren.

Het vrouwtje werpt een enkel jong, dat een maand of 10 bij zijn moeder blijft.

Als het jong nog klein is, wordt hij gedragen op haar rug, waar het veilig is.

Het jong ligt meestal met zijn eigen strepen gematcht op die van zijn moeder en is op die manier bijna onzichtbaar voor roofdieren.

In het wild hebben reuzenmierenters een levensverwachting van 15 jaar, maar ze kunnen 30 jaar oud worden.

In sommige landen wordt nog op ze gejaagd en hun habitat wordt vernietigd.

Hun natuurlijke vijanden zijn jaguars en poema’s.