Oeverloper ( Actitis hypoleucos )

 

De Overloper is een kleine steltloper met korte, groenige poten en korte snavel.

Grijsbruin van boven, wit van onderen.

Borst grijsbruin, met opvallend witte krul omhoog op zijborst.

Langgerekt achterlijf, wipt daar vaak mee, net als met de kop.

Vliegt bij verstoring laag over het water weg met stijve, trekkende vleugelslagen.

Dan zijn ook witte vleugelstrepen te zien.

Snelstromende bergbeekjes typeren het broedgebied van de Oeverloper.

Maar hij komt ook wel voor aan stilstaand helder water.

De Oeverloper is bij ons een zeldzame broedvogel en broedt op de grond.

Het nest bestaat uit een goed verborgen en beschut kuiltje, soms tussen struiken.

Ze broeden 1 x per jaar met meestal 4 eieren.

Broedtijd 21-22 dagen, beide geslachten broeden nadat het laatste ei is gelegd.

Jongen zijn nestvlieders; vliegvlug na 22-28 dagen.

Hun voedsel bestaat vooral uit insecten en hun larven (kevers, vliegen, muggen), spinnen, slakjes, kleine kreeftachtigen, wormen en soms kikkertjes, padjes, kikkervisjes en kleine visjes, ook wel plantaardig materiaal.

Wordt op zicht gezocht, waarbij de oeverloper soms sluipt.

Wast ook soms voedsel.

Foerageert bijna altijd alleen, verdedigt voedselterritorium.

 

                                                            Zomergast

                            Wintergast