Middelste bonte specht ( Dendrocoptes medius )

 

Het verenkleed van de middelste bonte specht is aan de bovenzijde glanzend zwart.

De zwarte vleugels hebben witte ovale vleugelvlekken aan de basis en een witte, brede bandering.

De schouder en onderzijde is wit.

De borst en flanken zijn bedekt met zwarte, verticale strepen en vertonen vaak gele tinten.

Van de buik tot de anaalstreek verloopt de kleur van het verenkleed van vuilroze naar rood.

De staart is zwart, met uitzondering van de zwart-wit gebandeerde buitenste staartpennen.

 

De Middelste bonte specht heeft een relatief korte, lichtgrijze snavel die minder sterk is dan bij veel andere spechten.

De iris is rood tot roestbruin en steekt meestal duidelijk af in het gezicht.

Het gezicht is met uitzondering van een vage donkere snorstreep overwegend wit, net als het voorhoofd, de keel en nek.

Door de spaarzame zwarte veertjes in het gezicht heeft de specht soms een smoezelig uiterlijk.

Het wit van het gezicht en de schouder wordt gescheiden door een horizontale zwarte vlek, die in tegenstelling tot bij de grote bonte specht niet doorloopt tot in de nek.

 

Beide geslachten hebben een geheel rode kopkap zonder zwarte bies.

Bij verstoring of opwinding worden de rode kopveren opgezet.

Op het achterhoofd heeft het mannetje meestal een duidelijke grens tussen het rood van de kopkap en het zwart in de nek.

Het vrouwtje heeft een iets minder felrood gekleurde kopkap.

De overgang tussen het rood en het zwart op het achterhoofd is soms vager en vertoont soms ook gelige of bruinige tinten.

 

Ze broeden van eind april tot begin juni.

Heeft meestal één legsel van 5-6 eieren en broeden tussen de 11 en 14 dagen.

Ze hergebruiken vaak hun nestholte, die zich zowel in hardhouten als zachthouten loofbomen kunnen bevinden.

Nesten kunnen op goede plekken dicht bij elkaar liggen, binnen 250 meter of minder.

De jongen bevinden zich 20-23 dagen op het nest.

 

In tegenstelling tot de Grote bonte specht is de Middelste bonte het hele jaar afhankelijk van insecten die
hij met zijn snavel tussen de schors van bomen vindt en uit dood hout peutert.

Goede indicatoren voor geschikte bossen zijn veel dood hout, mos- en klimopgroei en boomsoorten met een ruwe schors.

Over het algemeen vinden we ze daarom in oude, structuurrijke loofbossen met een grote component aan Zomereik.

 

Ook houden ze van open plekken in het bos.

Monotone Beukenbossen zijn meestal niet geschikt omdat het hout te hard en de stammen te glad zijn.

Structuurrijke gemengde bossen komen ook in aanmerking, als daar een hoeveelheid (verspreid staande) oude Zomereiken in staan.

Ook lijkt het erop dat de bossen niet al te dicht of te donker dienen te zijn.

 

In tegenstelling tot de meeste spechten zoekt de middelste bonte zijn voedsel vaak op de horizontale en ook wel dunne takken.

Hun voedsel bestaat uit Insecten, rupsen, maar ook bessen en noten.

De middelste bonte specht trekt niet en overwintert bij zijn broedgebied.

Jonge vogels zoeken hun eigen territorium en zwerven uit.

 

De beste tijd van de dag om deze vogells te observeren is van net na zonsop tot drie uur daarna.

Maar zeker in het begin van het seizoen willen ze later op de dag ook nog wel actief zijn.

Dit begin van het seizoen start vanaf half februari tot half april.. Dan zijn ze het actiefst.

 

Standvogel