Grote geelkuifkaketoe ( Cacatua galerita )
Hun oordekveren zijn lichtgeel en hun kuif is heldergeel en het verenpak wit.
Hun ondervleugelveren en onderstaartveren zijn doorlopen met geel.
Het gebied rondom hun keel en wangveren zijn lichtelijk geel gekleurd.
De huid rondom hun oogring is wit, soms met een hele lichtblauwe waas.
De iris van de man is zwartbruin en hun poten zijn donkergrijs.
Hun snavel is zwart.
De volwassen poppen (vrouwtjes) zijn vrijwel gelijk aan de volwassen mannen, alleen is hun iris roodbruin en zijn ze over het algemeen zwaarder dan de mannen.
Onvolwassen grote geelkuifkaketoes hebben een donkere iris.
De verkleuring van de iris treedt op bij het volwassen worden op een leeftijd van drie tot vier jaar.
Erg jonge kaketoes hebben een zacht grijs tintje op hun voorhoofd en bovenop hun de veren van hun vleugels.
De grote geelkuifkaketoe is 50 centimeter lang en weegt gemiddeld 870 gram.
Zijn vleugels zijn 33,6 centimeter lang en zijn staart is 21,8 centimeter.
De snavel van de grote geelkuifkaketoe meet 4,4 centimeter en de lengte van het loopbeen is 3,3 centimeter.
Het bos, en dan met name de gedeeltelijk geruimde gebieden, de open bosgebieden, de bosranden en de halfdroge gebieden met bomen tot op hoogte van 15 meter, en op sommige plaatsen tot op hoogtes van 24 meter; zijn hun natuurlijk leefgebied.
Ze bezoeken ook de mangroven in sommige gebieden en worden soms gezien terwijl ze foerageren in gecultiveerde gebieden en in de buurt van menselijke nederzettingen.
De grote geelkuifkaketoe is inheems in het oosten en zuidoosten van Australië tot het meest zuidoostelijke deel van het zuiden van Australië, Tasmanië en King Island.
De grote geelkuifkaketoe is geïntroduceerd aan de oostkust van het Noord Eiland van Nieuw-Zeeland en in een uitgebreid gebied rondom en ten westen van Perth in West-Australië.
De grote geelkuifkaketoe neemt in aantal toe in bevolkte gebieden binnen zijn leefgebied, met name rondom Sydney waar ze nu algemeen voorkomen in de buitenwijken.