Bonte vliegenvanger ( Ficedula hypoleuca )
De Bonte Vliegenvanger is een zomergast die in de zomer bij ons broedt.
Hij houdt van gemengde- en loofbossen liefst met oude eiken, maar wordt ook veel gezien in parken en boomgaarden.
Na de broedtijd trekken ze zuidwaarts, dwars door de Sahara, naar tropisch West-Afrika, zuid van de Sahel.
Het zwart-witte verenkleed is kenmerkend, vooral bij de man, het vrouwtje is meer grijs dan zwart gevlekt.
Na de broedtijd wordt het zwart van de man minder intens en meer grijsbruin als bij een vrouwtje.
De keel en onderkant zijn wit en er zit een witte vlek op de vleugels.
Ook zitten er twee kleine witte vlekken naast elkaar op het voorhoofd, pal boven de snavel.
Waar de Grauwe Vliegenvanger opvallend rechtop zit, kenmerkt de zit van de Bonte zich door een nogal vlakke houding.
Zoals het een echte vliegenvanger betaamt vangt deze soort voorbijvliegende insecten vooral in de volle vlucht.
Hij keert na de vangvlucht meestal niet terug naar zijn vertrekpost, dit in tegenstelling tot de Grauwe.
Niet zelden brengt hij de prooi naar de grond.
Verder bestaat het voedsel uit rupsjes en larven, spinnetjes, mieren en dergelijke.
Het is een holenbroeder die een voorkeur heeft voor nestkasten maar ook wel bestaande natuurlijke boomholtes gebruikt.
Na terugkeer van overwintering zoekt het mannetje de nestplaats uit.
Als korte tijd later het vrouwtje komt, bouwt zij er het nest van bladeren, schors en grassprieten en bekleedt het met zacht materiaal als (paarden)haar, wol en veertjes.
Ze legt er 5-8 eieren in die zij alleen bebroedt; het mannetje voert haar tijdens het broeden.
Samen verzorgen ze de jongen.
Meestal is er maar één legsel.