Abdims ooievaar ( Ciconia abdimii )

 

Abdims ooievaars komen voor in grote delen van Afrika, met name van Senegal tot Ethiopië, zuidelijk tot ongeveer de Oranjerivier.

Het broedgebied bevindt zich voornamelijk in het noordoosten van Afrika.

In april begint daar het regenseizoen.

De Abdims ooievaar lijkt op een kleine versie van de zwarte ooievaar.

Het is een zwarte ooievaar met een grauwgrijze snavel, roze poten met rode tenen en gewrichten en een blauwachtig gezicht.

De buik is wit. Voor de ogen zit een stukje blote, rode huid.

Tijdens het broedseizoen kleurt dit blauw. 

Ondanks dat het een grote vogels is, is het de kleinste onder de ooievaars met een grootte van 76 cm .

De vrouwtjes zijn iets kleiner dan de mannetjes. De spanwijdte bedraagt 150 tot 160 cm.

Abdims ooievaars eten voornamelijk overdag.

Het voedsel bestaat voornamelijk uit larven van insecten, sprinkhanen en andere grote insecten.

Soms eten ze ook kleine gewervelde dieren zoals vogels, kikkers, hagedissen en kleine knaagdieren.

Doordat deze vogels veelal droog voedsel eten moeten ze daarnaast veel drinken.

Hij komt vooral in grote groepen voor, soms met honderden individuen.

Net als de ooievaar duikt deze soort plotseling op in streken waar een insectenplaag voorkomt.

Hierdoor hebben ze al heel wat oogsten gered.

De Abdims ooievaar is een trekvogel.

Hij broedt ten noorden Afrika, ten noorden van de evenaar en overwintert in het zuiden van Afrika, ten zuiden van de evenaar.

De trek heeft te maken met de regen en de daarmee samenhangende beschikbaarheid van voedsel.