Satijnlichtmot ( Palpita vitrealis )
Een vrij algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen als trekvlinder en als verstekeling met olijvenplanten in tuincentra.
De soort kan zich niet handhaven in onze vrije natuur.
De vlinders komen goed op licht en vliegen in de nazomer, van juli tot in oktober.
Het uiterlijk is karakteristiek door het grote formaat en de helder fluwelen vleugels met een donkere bovenvleugelrand.
Voorvleugellengte: 21-27 mm. Goed herkenbaar aan de sterke zijdeachtige glans, de zwart met wit geringde poten en het volledig wit behaarde achterlijf.
Soms loopt er een lichte bruingele veeg langs de voorrand of langs de binnenrand van de voorvleugel; verder is er nauwelijks variatie.
Het mannetje heeft sterk geveerde antennen.
Het vrouwtje is groter en heeft ongeveerde antennen.
De rups leeft in een spinsel op de bloeiwijzen en bladeren van struiken waaronder gewone jasmijn (Jasminum officinale) Overwintering vindt in landen met ons klimaat waarschijnlijk plaats als jonge rups.
Gewone jasmijn (Jasminum officinale) en olijf (Olea) maar ook Ligustrum dienen als waardplant en voedsel.