Grote weerschijnvlinder (  Apatura iris )

 

De bovenkant van de vleugels heeft bij het mannetje een blauwpaarse glans; het vrouwtje is bruin en mist deze glans.

Op de bovenkant van de voorvleugel bevindt zich vlak bij de achterrand een onopvallende, donkere vlek.

De vlinders leven hoog in de bomen.

De mannetjes komen soms naar de grond om te drinken van plassen, kadavers en soms zelfs bezwete mensen.

Er worden zelden meerdere vlinders bij elkaar gezien.

Ze vliegen van half juni tot begin augustus in één generatie.

Eind juni verschijnen de eerste vlinders die zich vooral voeden met honingdauw en sap van bloedende bomen.

Ze worden geregeld lastiggevallen door wespen en andere insecten die ook op deze zoetigheid afkomen.

De dichtheid is laag: circa 0,25 tot 4 exemplaren per hectare.

Doorgaans wordt maar één vlinder op een vliegplaats gezien.
Mannetjes komen vooral ´s ochtends naar beneden en zoeken dan naar een geschikt territorium.

Deze territoria liggen vaak rond markante, hoge bomen in de bosrand en soms wordt jaren achtereen dezelfde boom gebruikt.

De buitenste takken dienen vaak als uitzichtpunt en indringers worden verjaagd.
Maagdelijke vrouwtjes vliegen ´s middags naar zulke bomen om mannetjes te ontmoeten en lokken hen mee naar de boomkruin om te paren.

Tijdens de paring draagt het mannetje niet alleen sperma maar ook zout over, zodat de eitjes zich beter kunnen ontwikkelen.

Mannetjes komen daarom regelmatig naar de grond om hun zoutvoorraad aan te vullen.

Ze likken dan van wegen, sap van kadavers - soms zelfs van bezwete mensen - en kunnen worden gelokt met stinkende kazen. Vrouwtjes worden veel minder vaak nabij de grond gezien.

Hun habitat bestaat uit oudere, vochtige loofbossen, wilgenbroekbossen of groepen samenhangende bosjes in beekdalen.

De grote weerschijnvlinder vliegt in het genoemde habitat vooral op open plaatsen, bij bospaden, bosranden of daar waar beekjes het bos doorsnijden.

Op de vliegplaatsen groeien wilgen op beschutte plaatsen in de halfschaduw en staan enkele grotere, markante bomen.