Grasbeertje ( Coscinia cribraria )

 

De vlinder rust zodanig met de vleugels om het lichaam gevouwen dat de vleugelpunten spits lijken.

Op de grijsachtig witte voorvleugel bevinden zich enkele dwarsbanden die bestaan uit rijen zwartachtige vlekjes, die soms samengesmolten zijn.

De zwartachtige vegen op de voorvleugel kunnen in aantal en grootte variëren.

De ondersoort arenaria is vaak bleek met kleine zwartestipjes, die bij gesleten exemplaren slechts vaagzichtbaar zijn; de ondersoort pseudobifasciata heefteen meer uitgebreide zwarte tekening, met groterestippen en zwarte vegen.

De achtervleugel is bruinachtig grijs met witachtige franje.

Komt voor in de duinen en lokaal op de zandgronden in het binnenland; ook daarbuiten af en toe een zwervend exemplaar. 

De ondersoort 'arenaria' is zeldzaam in de duinen, maar lokaal algemeen; de ondersoort 'pseudobifasciata' is zeer zeldzaam in de Kempen en sterk achteruitgegaan.

In Wallonië zeer zeldzaam en beperkt tot enkele locaties in Luik en Namen.

Diverse grassen en kruidachtige planten, waaronder buntgras, dophei, struikhei en bosbes dienen als waardplanten.

Hun habitat beslaat vooral duinen en heide.