Dennenpijlstaart ( Sphinx pinastri )

 

Karakteristiek is de vrijwel effen, grijze of bruinachtig grijze voorvleugel met in het midden enkele zwarte vegen, en de vrijwel egaal donkerbruine achtervleugel. Beide vleugels hebben geblokte franje.

Het achterlijf is zwart gebandeerd zonder enig spoor van roze.

Vliegtijd van begin mei-begin september in één generatie.

De vlinders zijn soms overdag rustend op boomstammen of palen te vinden.

Ze vliegen ´s nachts, komen op licht en foerageren in het donker op bloemen, vooral van kamperfoelie.

Rups: juli-oktober.

De rups kan zowel op kleine als op grote bomen worden aangetroffen en heeft meestal een voorkeur voor oudere naalden.

De soort overwintert als pop in de strooisellaag of in de grond.

Waardplanten : Vooral grove den, maar ook andere naaldbomen.

Habitat : Vooral naaldbossen en met vliegdennen begroeide heiden; soms ook tuinen in bosrijke gebieden.