Knopsprietje ( Myrmeleotettix maculatus )

 

De kleur is zeer variabel, van grijsbruin tot grijs of zelfs zwart komen voor, wel zijn er meestal groene delen op de kop, poten en het halsschild.

De opstaande randen aan weerszijden zijn licht gekleurd en zijn zeer sterk naar binnen geknikt zodat een zandloper-achtige figuur ontstaat.

De soort is langgevleugeld; de vleugels reiken tot ongeveer de achterlijfspunt.

Mannetjes bereiken een lengte van 10 tot 15 millimeter, de vrouwtjes zijn 11 tot 16 mm lang.

Vooral de mannetjes hebben een oranje tot rode achterlijfspunt.

Het knopsprietje dankt zijn naam aan de verdikte, club-vormige uiteinden van de antennes van het mannetje, die bij het vrouwtje ontbreken.

Ook de wetenschappelijke geslachtsnaam verwijst hiernaar; Myrmeleo-tettix betekent mieren-krekel.

De soort is voornamelijk te vinden in zanderige habitats zoals droge heidevelden en duingebieden.

Het knopsprietje is als volwassen insect te zien van juni tot september en is vooral actief tussen negen uur in de ochtend en zeven uur in de avond.

Het geluid bestaat uit een snorrende ratel die langzaam aanzwelt en waarbij de ratels regelmatig worden herhaald met een frequentie van ongeveer 1,5 ratel per seconde.