Doodgraver ( Nicrophorus )
Zodra de temperatuur de tien graden Celsius overschrijdt, ontwaken de eerste doodgravers uit hun winterslaap.
Veel mensen zijn deze kevers wel eens tegengekomen, vaak vol met mijten en druk krioelend op en rond dode dieren.
Doodgravers zijn vrij groot en zwart, of zwart met oranje vlekken.
Doodgravers zijn bijzonder zorgzame ouders.
De meeste insecten kijken nauwelijks om naar hun jongen, maar doodgraver-paartjes begraven speciaal karkassen van kleine zoogdieren voor hun larven.
Om een goede broedplek te vinden, verplaatsen de doodgravers het karkas soms wel een paar meter.
Doodgravers zijn kevers die zich vooral voeden met vliegenmaden op aas.
Hun jongen voeden ze met kleine dode dieren, zoals een vogel of een muis.
Met hun antennes kunnen ze van grote afstand dode dieren ruiken.
Het liefste laat de doodgraver een geschikt karkas meteen in de grond zakken door de aarde eronder weg te graven.
Als de grond te hard is, moeten ze het karkas enkele meters verslepen.
Het karkas is veel groter dan zijzelf, maar door eronder te kruipen kunnen ze het kadaver iets optillen.
Terwijl ze op hun rug liggen, duwen ze met hun pootjes het karkas over zichzelf heen.
Een bijzonder gezicht, omdat het lijkt alsof het dode dier zelf weer beweegt.
Pas als het kadaver onder de grond is, paren de doodgraver.
Daarna laat het mannetje het vrouwtje alleen.
Zij legt haar eitjes niet in het dode dier, maar in kleine holtes in de grond.
De gewone doodgraver legt haar eitjes in een zijgang van de broedkamer.
Tot de eitjes uitkomen, voedt het vrouwtje zich met het dode dier.
Ze zit aan de bovenkant van het dode dier en braakt verteringssappen.
Deze sappen lossen een deel van het karkas op zodat er een brij ontstaat.