Rosse metselbij ( Osmia bicornis )
De bij bereikt een lichaamslengte van ongeveer een centimeter en heeft een overwegend oranjerode kleur.
De rosse metselbij vertoont net als andere metselbijen een bijzondere vorm van broedzorg, waarbij de eieren worden beschermd en tevens worden voorzien van een voedselvoorraad.
De rosse metselbij wordt in de tuinbouw gebruikt voor bestuiving van planten.
De bij komt vaak voor in grindstroken, langs bosranden maar ook wel in tuinen en komt vaak voor rond menselijke bebouwing.
De vrouwtjes hebben een rossige beharing op de voorkant van de kop, ze zijn groter dan de mannetjes, ze hebben lange rosse haren op de buikzijde van het achterlijf (buikschuier) en zeer typische hoorntjes op de kop.
De mannetjes hebben bleke haren op de voorkant van de kop, ze zijn kleiner dan de vrouwtjes, hebben geen buikschuier en geen hoorntjes. De mannetjes hebben wel opvallend lange antennen, die een stuk langer zijn dan bij de vrouwtjes.
De kop, het borststuk en de voorste achterlijfsegmenten zijn rosbruin behaard (net als bij mensen worden hun beharing ook grijs/wit naarmate ze ouder worden).
Ze hebben een zwarte beharing op de laatste twee achterlijffssegmenten en zwarte poten met rossig bruine haren.
Deze soort geeft een iets 'slankere' indruk dan de Gehoornde metselbij.
De vrouwtjes maken nesten in allerlei kleine holletjes, die ze met leem/zand dichtmetselen.
De mannetjes verschijnen meestal eind maart enkele dagen voor de vrouwtjes tevoorschijn komen.
In april beginnen de vrouwtjes onvermoeid nestjes te bouwen.
Nestje na nestje wordt met stuifmeel bevoorraad, zodat het nageslacht genoeg te eten zou hebben.
Tot eind mei/begin juni kan je vrouwtjes vinden die nog nestjes bouwen.
Ze nestelt vooral in oude kevergangen van 4 tot 8 mm doorsnee (voorkeur 6mm), maar ook bamboestokken, oude muren of rietstengels worden geaccepteerd.
Deze soort vliegt van begin maart tot eind juni.