Gewone koekoekshommel ( Bombus campestris )
Deze hommel soort bezit een geelbehaard rugschild en goudgele haren aan de zijden van de zwarte achterlijfspunt.
De donkergele band achter de kop kan ook meer zwart gekleurd zijn.
De vrouwelijke exemplaren overwinteren als imago en vliegen in het voorjaar met name op Paardenbloem.
De mannetjes zijn kleiner en hebben meer geel op de achterlijfspunt.
Ze verschijnen later en zijn met name te vinden op de diverse soorten distels en op Duifkruid.
Een koningin spoort met een soort reukorgaan een ondergronds nest op van een andere hommelkoningin.
Stilletjes dringt ze het nest binnen en blijft urenlang roerloos zitten.
Zo lang, dat ze net zo begint te ruiken als de geur van het nest.
Ze wrijft zichzelf heen en weer tegen de nestwand om de geur nog sterker te maken.
Op een zeker moment verjaagt ze de gastkoningin of doodt haar met een angelsteek.
Ze neemt de rol van de koningin over en begint eitjes te leggen.
De gastwerksters brengen haar jongen groot. Eenmaal volwassen vliegen ze uit en paren.