Veldhommel ( Bombus lucorum )

 

De veldhommel is een algemeen voorkomende soort.

Verwarring is mogelijk met de aardhommel, de gele strepen zijn echter citroengeel i.p.v. okergeel.

De koningin is tot 2 cm. lang en bereikt een spanwijdte van 35 tot 40 mm. De werksters zijn enorm variabel: lengte 9 tot 16 mm, spanwijdte 20 tot 33 mm.

De darren zijn veel minder variabel en nauwelijks kleiner dan de darren van de aardhommel.

Het uiterlijk is zoals bij de aardhommel: een zwart lichaam met een brede gele band achter de kop, een tweede gele band op het achterlijf en een wit kontje.

Bij de veldhommel echter wordt het geel omschreven als citroengeel, daar waar men bij de aardhommel spreekt van bruingeel.

Bij oudere dieren kan het geel tot grijzig of wittig vervagen.

De mannetjes hebben nog meer gele beharing op het lichaam en zijn ruig behaard.

De zwarte haren hebben vaak witte uiteinden.

Ook is verwarring met de Wilgenhommel en de Grote veldhommel mogelijk.

De Veldhommel wordt soms foutief de kleine veldhommel genoemd. 

Het geschikte biotoop is bosranden, open velden en cultuurlandschappen.

De Veldhommel is polylectisch. De koningin paart met slechts één mannetje veldhommel.

Hun vliegperiode is van maart tot oktober en nestelen doen ze in de grond.