Tuinbladsnijder ( Megachile centuncularis )
Het is een typische tuinbewoner met een enorm boeiende levenswijze, waarvan vooral de vrouwtjes vrij eenvoudig te herkennen zijn. Net zoals bij alle bladsnijders en behangersbijen is er een groot verschil in uiterlijk tussen de mannetjes en de vrouwtjes.
De meest opvallende haren zijn de haarborstels aan de buikzijde van het achterlijf, die meestal vol met stuifmeel zitten.
Bij de vrouwtjes van de tuinbladsnijder zijn al deze haarborstels fel roodoranje gekleurd, bij andere behangersbijen die ook in onze tuinen verschijnen zijn deze borstels ook deels zwart gekleurd.
Deze haarborstels, ook wel buikschuier genoemd, hebben de behangersbijen gemeen met de metselbijen, klokjesbijen, tronkenbijen en wolbijen.
Het stuifmeel wordt in de buikschuier verzameld en zo naar het nest getransporteerd.
In het nest wordt het stuifmeel met de poten uit de buikschuier gehaald en op een hoopje in het nest samengebracht.
Als er genoeg stuifmeel in het nestje ligt, wordt er een eitje opgelegd.
Het nest is echter niet zomaar een nest, maar een nest "behangen" met stukjes blad van meestal maarts viooltje, roos, braam, sleedoorn, eik of berk.
Ze gebruiken ook wel bladeren van heel wat andere planten, want eigenlijk doet het er niet echt toe.
Omdat de blaadjes gemakkelijk te snijden moeten zijn, maken de tuinbladsnijders meestal gebruik van jonge bladeren.
Ze lijken dikwijls wel één soort plant uit te kiezen en daarvan snijden ze dan de hele zomer blaadjes.
Sommige vrouwtjes kiezen zelfs voor een modieus nestje, door bloemblaadjes te gebruiken van bijvoorbeeld de klaproos.
Met hun kaken snijden ze stukjes blad in twee vormen; grotere ovale stukjes en ronde kleine stukjes.
Het ovale stukje wordt opgerold tot een kokertje, waarna ze ermee naar een holte vliegen die geschikt is om een hele reeks kokertjes achter elkaar te bouwen.
Om de koker af te sluiten, snijden ze de ronde kleinere stukjes uit de bladeren.
Deze worden zorgvuldig geplaatst, zodat er geen water, schimmels of andere ongewenste ondringers binnen kunnen komen.
Na het bouwen van het eerste kokertje, het bevoorraden met stuifmeel, het leggen van het eitje en het zorgvuldig afsluiten, wordt gestart met een tweede kokertje die naadloos aansluit op het eerste nestkokertje.
Zo gaat het maar door tot de hele holte gevuld is met kokertjes.
De tuinsnijders zijn echte meesters in de origami en het levert prachtige nestjes op.
Naast vochtigheid, schimmels en andere bedreigingen zijn er ook nog wat kapers op de kust.
Veel behangersbijen zijn gastheer van enkele koekoeksbijen en soms nog wat cleptoparasieten.
Mogelijke cleptoparasieten en koekoeksbijen van de tuinbladsnijder zijn: bonte knotswesp (Sapyga quinquepunctata), gewone kegelbij (Coelioxys inermis) en slanke kegelbij (Coelioxys elongata).
Voor het verzamelen van stuifmeel zijn ze niet zo kieskeurig.
Ze lijken een voorkeur te hebben voor vlinderbloemigen en composieten.
Hiervoor bezoeken ze niet alleen wilde planten, maar ook tuinplanten als geraniums en troschrysanten.