Roodgatje ( Andrena haemorrhoa )

 

Het roodgatje wordt 9 tot 11 millimeter lang bij de mannetjes, en 10 tot 11 millimeter bij de vrouwtjes.

Het borststuk is behaard met kort "rood" haar aan de bovenkant en wit haar aan de onderkant.

Ook de kop is wit behaard.

Kenmerkend is verder de glanzende roodgoude punt achter aan het achterlijf, waarnaar de nederlandse naam verwijst.

Zowel bij de mannetjes als de vrouwtjes zijn de achterpoten doorschijnend oranje gekleurd.

 

De vrouwelijke bijen bezoeken een groot aantal planten voor het verzamelen van stuifmeel, zoals wilg en paardenbloem maar ook schermbloemigen .

Het roodgatje vliegt van maart tot en met juli in een jaarlijkse generatie.

De piek bij de mannetjes ligt eind april, bij de vrouwtjes begin mei.

 

Het Roodgatje nestelt in de bodem. Hierbij prefereert ze horizontale nestplekken.

Meestal liggen nesten solitair, maar soms worden kleine aggregaties gevormd.

Ze stelt weinig eisen aan haar nestplek en nestelt in zanderige gebieden in gazons, parken, weilanden of akkers.

Nesten kunnen ook aangetroffen worden in dijkhellingen, bosranden en heidevelden.