Behangersbij ( Megachile spp. )
Behangersbijen zijn grote (9-18 mm), breedgebouwde bijen, waarvan de vrouwtjes een 'buikschuier' hebben: lange, dichte beharing onderop het achterlijf, waartussen ze stuifmeel transporteren.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld zand- en groefbijen hebben behangersbijen geen verzamelharen voor stuifmeel aan hun poten.
Ze kunnen verward worden met metselbijen, waarvan ze verschillen door lastige kenmerken als het ontbreken van een 'hechtlapje' tussen de klauwtjes aan het uiteinde van de tarsen.
Met wat ervaring lukt het meestal wel om behangersbijen van metselbijen te onderscheiden zonder naar zulke moeilijke kenmerken te kijken.
In België komen 13 soorten voor.
Behangersbijen danken hun naam aan de gewoonte van de vrouwtjes om hun nestcellen te 'behangen' met stukjes blad.
Deze stukjes knippen ze zelf met hun kaken uit de bladeren van allerlei planten.
Zo kan het gebeuren dat de rozenstruik in de tuin opeens in een gatenkaas verandert.
Aan dit gedrag zijn behangersbijen direct te herkennen.
Een bij die met een bladstukje tussen kaken en poten geklemd langsvliegt, is een behangersbij.
Dit is soms te zien bij bijenhotels, waarin behangersbijen regelmatig hun nesten bouwen.
Ze gebruiken soms ook bloemblaadjes om hun nesten mee te behangen.